Naar hoofdinhoud Naar footer

Leidt lichte vrijheidsbeperking tot betere zorg voor cliënten?

Zorgen lichte vrijheidsbeperkingen in het dagelijks leven van mensen met een matige verstandelijke beperking voor betere zorg? In zijn promotieonderzoek ging geestelijk verzorger Anne Pier van der Meulen op zoek naar een antwoord op deze vraag.

Naar aanleiding van de implementatie van de Wet zorg en dwang kijken veel zorgorganisaties kritisch welke vormen van onvrijwillige zorg zij toepassen. ‘Als het gaat om de meest ingrijpende vormen van vrijheidsbeperking, zoals fixatie, isolatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, is het antwoord helder: dit mag alleen als het echt niet anders kan. Hier is niet veel discussie meer over. Maar er bestaan ook mildere vormen van onvrijwillige zorg die vaak collectief worden toegepast. Denk aan het inperken van gebruik van sociale media, regels over eten en drinken, de bedtijd of het verplicht douchen,’ vertelt Van der Meulen. Maar hoe zit het dan met deze ‘lichte’ vormen van vrijheidsbeperking?

Dagelijkse zorg

‘Deze lichte beperkingen komen dagelijks voor. Denk aan niet drie keer mogen opscheppen bij het avondeten of slechts een aantal keer per week je ouders mogen bellen. Vaak is er vanuit de cliënten geen verzet tegen zulke “regels”, maar dat wil nog niet zeggen dat het goede zorg is. Als er geen enkel verzet is, is er juridisch geen sprake van onvrijwillige zorg. Maar het is meer de vraag of deze lichte beperkingen ethisch acceptabel zijn.’

Lichte vrijheidsbeperking zonder verzet: goede zorg?

Van der Meulen deed zijn onderzoek bij zorgorganisatie Elver. Hij vroeg aan cliënten wat ze van de regels in de dagelijkse zorg vonden. ‘Ik vroeg ze bijvoorbeeld of ze niet meer hadden willen eten of langer op sociale media hadden willen zitten. Uit de interviews bleek dat begeleiders, cliënten en naasten deze lichte vormen van onvrijwillige zorg over het algemeen goede zorg vinden. Cliënten en naasten vinden het wél onwenselijk als de privacy of waardigheid geschaad wordt. Begeleiders herkenden dit echter maar mondjesmaat als een inbreuk op iemands vrijheid. “Zo doen we het gewoon” is dan het antwoord.’

Wensen blijven verborgen

‘Het probleem is dat mensen met een beperking al hun hele leven in een afhankelijkheidsrelatie zitten. Daardoor durven ze zich maar zelden echt uit te spreken over wat ze niet prettig vinden. Zorgprofessionals moeten dan ook heel goed oog hebben voor de wensen van de cliënt. Het probleem is dat mensen met een matige verstandelijke beperking zich verbaal maar heel beperkt kunnen uiten. Daardoor blijven hun wensen vaak verborgen. Ze uiten zich voornamelijk non-verbaal.’

Kom zelf met alternatieven

Wat kunnen begeleiders doen om de wensen van cliënten naar boven te krijgen? Van der Meulen: ‘Begeleiders moeten een hele proactieve houding aannemen. Als een cliënt bijvoorbeeld geen boter op zijn brood mag omdat ie daar te dik van wordt, kun je voorstellen om bijvoorbeeld sojaboter te gebruiken. Bied alternatieven aan en kom zélf met de voorstellen. Open vragen werken niet. Deze houding vraagt wel wat van zorgprofessionals.’ 

Keuzes van bestuurders

Ook organisaties kunnen andere keuzes maken om cliënten meer vrijheden te geven. ‘In de instelling waar ik mijn onderzoek deed, moesten cliënten om half tien naar bed. Dat kwam vooral door de roosters van de zorgverleners: zij wilden graag rond kwart voor tien naar huis. Door de roosters van het zorgpersoneel te verruimen kan een bestuurder ervoor zorgen dat cliënten meer vrijheid hebben. In de betreffende zorgorganisatie is deze verruiming ook doorgevoerd.’

‘Een andere belangrijke keuze die een bestuurder kan maken is het standaard aanbieden van een moreel beraad.’ In een moreel beraad of een andere vorm van reflectie bespreekt een team gestructureerd en onder begeleiding een casus uit de praktijk. ‘Het is een heel belangrijk instrument om teams te laten nadenken over onvrijwillige zorg.’ 

Familieleden meer geneigd om te beperken

Naast de begeleiders en de bestuurders spelen ook familieleden een hele belangrijke rol. ‘Familieleden zijn sterker dan begeleiders geneigd om te beperken’, zegt Van der Meulen. ‘Een goed voorbeeld is het uiterlijk voorkomen van cliënten. Ouders willen graag dat hun zoon of dochter er verzorgd bijloopt. En ook niet te uitdagend. Dit kan botsen met wat de cliënt wil. Want over het algemeen volgt een begeleider die de kleding voor de cliënt uitkiest, de wens van de familie. Kleding die een cliënt misschien niet echt wil dragen, maar waar hij of zij niet tegen protesteert. Dat heeft dan weer te maken met die afhankelijkheidsrelatie waar een cliënt in zit.’

‘Uiteindelijk kun je de familie niet veranderen. Dat is ook aanmatigend. Maar neem ze wel mee in het gesprek. De verandering moet écht vanuit de zorg zelf komen.’

Online symposium Elver ‘Hoe vrijwillig is de zorg?’

Het promotieonderzoek van Anne Pier van der Meulen wordt op donderdag 25 maart gepresenteerd tijdens het online symposium ’Hoe vrijwillig is de zorg?’ van Elver in samenwerking met de Academische Werkplaats Leven met een Verstandelijke Beperking (Tilburg Universiteit).

Andere sprekers tijdens het symposium zijn Elver-bestuurder Irma Harmelink en onderzoeker Noud Frielink en kennismanager Luciënne Heerkens van Tilburg Universiteit.

Bron

Elver

Deel deze pagina via:

Contactpersonen