1. Herhalend onderzoek vraagt om flexibliteit
Het ontwikkelen van technologie is niet rechtlijnig. Onderzoekers zien verschillende fasen:
- Behoefteonderzoek
- Idee- en conceptontwikkeling
- Eerste testfase
- Pilot met een groter aantal mensen.
Deze fases spelen zich niet altijd chronologisch af in het proces, bijvoorbeeld wanneer meer behoefteonderzoek nodig is om bepaalde functionaliteiten verder te kunnen specificeren (zie deze publicatie van het FIT-project). Het is belangrijk om samen te reflecteren in een procesevaluatie, omdat zoveel verschillende partijen van elkaar afhankelijk zijn. Juist door vooraf een goed onderzoeksprotocol te hebben (een helder kader of paradigma) is er later ruimte voor flexibiliteit. Soms moeten bepaalde vragen in een interview toch aangepast worden omdat ze niet de juiste inzichten geven voor de technische ontwikkeling, of omdat de persoon met dementie er geen antwoord op kan geven.
De onderzoeksmethode moet flexibel zijn. Het doel blijft hetzelfde.
Deze wat flexibelere manier van onderzoek doen is een uitdaging; als onderzoeker wil je wel gedegen onderzoek doen. Het is echt een interactief proces. Soms start dat met een idee vanuit een cliënt of juist vanuit een ontwikkelaar. Dan ga je zoeken naar wie en wat je allemaal nodig hebt. Je onderzoekt of er behoefte is aan die ontwikkeling. Soms moet je dan weer terug naar je tekentafel. Het doel blijft altijd hetzelfde, maar de manier waarop we er komen moet flexibel en variabel zijn. We moeten kijken naar wat het beste bij een persoon past.
2. Effectiviteit meten is niet gemakkelijk
Het is soms lastig om in een driejarig ontwikkeltraject ook nog een effect te meten van de ontwikkelde technologie. Dit wordt vaak wel gevraagd, maar in de praktijk wordt dan het effect gemeten van een testversie van de technologie. Die heeft vaak nog allerlei foutjes en dat kan de effectiviteit van de technologie enorm beïnvloeden. En tegen de tijd dat de technologie klaar is om echt te evalueren, zijn er misschien alweer updates mogelijk. Daarbij komt dat het lastig is om zeker te weten dat een bepaald effect (bijvoorbeeld de kwaliteit van leven) ook verandert door alleen de technologie. Misschien was de deelnemer aan het onderzoek wel heel erg blij met de extra aandacht die hij kreeg bij het meedoen aan het onderzoek. Een lastig punt dus! Het is heel moeilijk om het gecontroleerd te testen in de thuissituatie. Mensen gaan er toch mee aan de slag zoals het bij hen past. Dus bijvoorbeeld niet standaard om 18.00 uur voor het eten. En dat is dan nog maar 1 aspect dat variabel kan zijn.
3. Een andere taal: communiceer voldoende
Bij dit soort onderzoek en ontwikkeling werkt men veelal in multidisciplinaire teams. Daarom is het van belang om voldoende te communiceren over de aanpak en de werkwijzen en om te bespreken hoe je gezamenlijk tot een beter proces en resultaat kan komen. Er kunnen bijvoorbeeld heel veel verschillende wensen en behoeftes zijn bij verschillende mensen met dementie.
Onderzoekers geven aan dat het lastig is om dat goed over te brengen aan de technologieontwikkelaars. Wat moeten zij dan precies wel en niet maken? Hoe vertaal je de gesprekken die je bij mensen thuis voert nu naar een goed programma van eisen voor technologie? De technologie moet niet te ingewikkeld worden maar wel voor een grotere groep aantrekkelijk zijn. Zeker voor deze doelgroep is het belangrijk dat ontwikkelaars dus ook interesse hebben en gevoel krijgen voor de context. Vooral in mijn eerste projecten moest ik echt wennen aan deze nieuwe wereld met z’n eigen taal. Aan de ene kant goed begrijpen wat de mensen met dementie wilden en dan aan de andere kant de techneuten overtuigen om niet alles wat technisch mogelijk is ook daadwerkelijk te ontwikkelen.
Samenwerken om tot zinvolle technologie te komen
Wij werken aan verschillende projecten waarin technologie wordt ontwikkeld, de AAL-onderzoeksprojecten. We werken dan vaak samen met diverse mensen en partijen. Technologie ontwikkel je immers niet alleen. Je hebt techneuten nodig, onderzoekers en zogenaamde eindgebruikers. Die laatste kunnen zorgprofessionals zijn maar ook mantelzorgers en mensen met dementie. Het is belangrijk dat al deze partijen goed samenwerken om tot zinvolle technologie te komen. Ook andere onderzoeksinstellingen hebben onderzoekers die veel ervaring hebben in vergelijkbare ontwikkelprojecten. Barbera had de taak om hun inzichten te bundelen en zo bestaande kennis te verrijken.
Lees meer over technologie en dementie