Naar hoofdinhoud Naar footer

Omgaan met verzet volgens de Wet zorg en dwang

De Wet zorg en dwang (Wzd) die per 1 januari 2020 van kracht is, gaat uit van het principe ‘Nee, tenzij’. Dat betekent dat als een cliënt zich verzet tegen een behandeling of maatregel de zorgverleners op zoek moeten naar een alternatieve manier om alsnog het gewenste resultaat te bereiken. Maar wat is nu precies ‘verzet’?

Onvrijwillige zorg is iedere vorm van zorg waar tegen de cliënt zich verzet, door bijvoorbeeld ‘nee’ te roepen, geen medicijnen te willen nemen en fysiek verzet te vertonen. Niet gemakkelijk of prettig, wél duidelijk. Maar verzet is lang niet altijd zo eenvoudig op te merken. Intervisiebegeleider Annemarieke Versteeg nam de deelnemers van de regionale informatiebijeenkomsten van VWS mee in de gevoelswereld van verzet. De deelnemers werd in de workshop 'Verzet' gevraagd zichzelf een recente situatie voor de geest te halen waarin zij verzet ervoeren. Daaruit werd al snel duidelijk dat er allerlei alledaagse situaties zijn die verzet oproepen, variërend van een onaangenaam gesprek, een opgedrongen ‘verplichting’ tot verwachtingen die bij iemand worden neergelegd. De emoties die dat oproept, variëren van boosheid tot verdriet, van onmacht tot verwijt en van irritatie tot dwars gedrag. Soms geuit door de betrokkenen, maar heel vaak ook onuitgesproken en niet geuit.

Wat zegt de wet?

In de wet is in artikel 2 een aantal situaties van onvrijwillige zorg expliciet benoemd, waar tegen de cliënt of zijn vertegenwoordiger zich kan verzetten:

  • Toedienen van vocht, voeding en medicatie, medische controles/handelingen en overige therapeutische maatregelen.
  • Beperken van de bewegingsvrijheid.
  • Insluiten.
  • Uitoefenen van toezicht op betrokkene.
  • Onderzoek aan kleding of lichaam.
  • Onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen.
  • Controleren op de aanwezigheid van gedrag beïnvloedende middelen.
  • Aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder begrepen het gebruik van communicatiemiddelen.
  • Beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.

Op het eerste gezicht heldere situaties, maar niet iedere vorm van verzet is goed zicht- of merkbaar. Daarom is het zaak dat zorgverleners zich steeds afvragen of er sprake is van onvrijwillige zorg. Aan de hand van een aantal casussen liet Versteeg de deelnemers daarover nadenken.

Casus 1

Mevrouw Dijkstra werd ‘vrijwillig’ opgenomen in het verpleeghuis vanuit een psychiatrische kliniek. Ze is wisselend helder en psychotisch. Mevrouw kan boeiend vertellen over haar bijzondere leven, waarbij opvalt dat ze zeer intelligent is en maar weinig vergeet. Vanuit de medische voorgeschiedenis blijkt dat mevrouw problemen heeft met overzicht en inzicht. Mevrouw Dijkstra zegt meerdere keren per dag dat ze naar huis wil en doet doordachte ontsnappingspogingen. Ook weigert ze haar medicatie, omdat ze bang is om te worden.

Casus 2

Mijnheer Meindertsma heeft naast andere cognitieve stoornissen uitgebreide geheugenproblemen, waardoor hij niet wilsbekwaam ter zake is. In het begin van de opname schopte en sloeg hij de zorgmedewerkers bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en waarschijnlijk kwam dat door onbegrip en angst. Door behandeling met lorazepam verloopt de zorg veel prettiger en mijnheer Meindertsma vraagt ook zelf om de lorazepam. Zijn wettelijk vertegenwoordiger wil echter niet dat lorazepam wordt ingezet omdat mijnheer er suffer van wordt. Ook wil de wettelijk vertegenwoordiger graag dat zijn kamerdeur op slot wordt gedaan, zodat mijnheer niet meer continu op zijn bed kan gaan liggen (wat hij graag doet).

Casus 3

Mijnheer Bakker is bekend met een verstandelijke beperking, een afhankelijke én theatrale persoonlijkheidsstoornis. Hij vraagt continu extreem veel aandacht waarvoor een strikt activiteiten- en benaderingsplan is opgesteld. Hij zegt dagelijks dat hij naar huis en zijn familie wil. Mijnheer mag zich vrij in en buiten het gebouw bewegen, maar gaat niet weg en onderneemt daartoe ook geen verdere pogingen (zoals een taxi bellen). Zijn wettelijk vertegenwoordiger is zeer tevreden over de behandeling.

Uit de gesprekken over deze 3 casussen kwam al snel naar voren dat het niet altijd eenvoudig is om te bepalen of er sprake is van verzet, vooral omdat het gedrag van de cliënt niet altijd in overeenstemming is met zijn uitingen. Ook kan er verschil van inzicht zijn tussen de cliënt en zijn vertegenwoordiger. In zo’n geval moeten verzet van beide ‘partijen’ betrokken worden in de zoektocht naar alternatieven voor behandeling.

Advies

Onderzoek het verzet en leer de cliënt goed kennen vanuit lichamelijke en cognitieve factoren, levensloop, gewoonten, behoeften etc. met als doel een vorm van zorg te vinden die het beste aansluit bij de persoon en zijn gedrag. Ga bij die zoektocht naar de meest optimale vorm van zorg en het eventueel zoeken van de minst ingrijpende vorm van onvrijwillige zorg in gesprek met de cliënt en verwanten, familie en collega’s vanuit verschillende disciplines. Goede dialoog en afweging - naast methodisch en multidisciplinair handelen - zijn essentieel!