Sinds 2014 hebben de Vilansers die betrokken zijn bij het erkenningstraject meer dan 300 interventies bekeken. Het merendeel van deze interventies komt niet toe aan ‘in traject’ gaan. Dat kan verschillende redenen hebben. De interventie voldoet bijvoorbeeld niet aan de toelatingscriteria of de ontwikkelaar is niet in de gelegenheid om de benodigde tijdsinvestering te doen. Professor dr. Henk Garretsen, voorzitter van de commissies ouderenzorg en gehandicaptenzorg: ‘Als je een interventie wil laten erkennen, moet je goed kunnen omschrijven welke stappen bij de aanpak van de interventie horen en welke randvoorwaarden nodig zijn voor een goede uitvoer. Pak de literatuur erbij en ga na of er al eens iemand eerder over heeft gepubliceerd. Het onderbouwen van de aanpak van de interventie is cruciaal. De werkwijze moet immers goed overdraagbaar zijn en de volgorde van handelen moet duidelijk zijn. En er moet enig bewijs zijn dat de interventie werkt.’
Medewerkers van Vilans ondersteunen ontwikkelaars die een interventie willen laten erkennen en verzorgen de voorbereiding op het indienen van de interventie bij één van de erkenningscommissies. Zij kijken vooraf hoe haalbaar het is om een bepaalde interventie in te dienen. Vervolgens begeleiden zij de indieners bij het beschrijven van hun interventie. Garretsen: ‘Voordat de commissie een interventie ziet ter beoordeling, heeft het al verschillende ontwikkelslagen gehad. Er zijn criteria voor de beschrijving van de aanpak van de interventie en voor de onderbouwing.’ Van de interventies die het traject hebben doorlopen en beoordeeld zijn door de commissie is meer dan de helft erkend en dus opgenomen in de databank.
Voordat de commissie een interventie beoordeelt, heeft zo'n interventie al verschillende ontwikkelslagen gehad.
Feitelijke onderbouwing
In het erkenningstraject is het van belang dat vanuit theorie verantwoord kan worden hoe de aanpak in de interventie bijdraagt aan het oplossen van het probleem of zorgvraag waar de interventie voor ontwikkeld is. Indieners met een wetenschappelijke achtergrond en die bijvoorbeeld al met science practitioners werken, zullen dit over het algemeen meer herkennen en makkelijker vinden. Voor indieners zonder wetenschappelijke achtergrond, vergt dit vaak een redelijk grote inspanning. Om ontwikkelaars hiermee op weg te helpen biedt Vilans de workshop Goed onderbouwd aan, waarbij het idee achter de onderbouwing wordt uitgelegd en gezamenlijk geoefend kan worden met het onderbouwen van de interventie.
Praktische uitvoerbaarheid
Een ander belangrijk aspect waarop gelet wordt, is hoe de interventie in de praktijk uitgevoerd kan worden. Zo moet per interventie helder zijn welk type organisatie de interventie kan overnemen, welke randvoorwaarden nodig zijn voor de uitvoering en wat voor eisen er worden gesteld aan degenen die de interventie in de praktijk gebruiken. Kan iedereen het doen, of hebben mensen specifieke competenties nodig? Aan de ontwikkelaars wordt ook gevraagd hoe zij de kwaliteit van de uitvoering bewaken. Commissielid prof. dr. Xavier Moonen: ‘Het is vrij bewerkelijk om goed op te schrijven hoe een interventie in elkaar zit, hoe je hem uitvoert en waarom de interventie op deze manier werkt. En dat zorgmedewerkers de interventie ook uitvoeren zoals bedoeld. Want soms kijk je naar het daadwerkelijke handelen en dat blijkt dan toch anders te zijn dan vastgelegd.’
Nut van de databank
Bovenstaande en andere punten zijn nodig om een zo volledig mogelijk beeld te geven van de interventie. Zodra een interventie in de databank staat, is de informatie openbaar. Doordat uitvoerig beschreven is voor welk probleem de interventie ontwikkeld is, wat er nodig is om de interventie in de praktijk uit te voeren en hoeveel bewijskracht er is, kunnen professionals een goede inschatting maken voor de toepassing in hun eigen setting. Daarvoor is het wel nodig dat het nut van de databank én het erkenningstraject breder bekend worden. De databank kan pas goed werken als er veel verschillende interventies in staan, voor verschillende doelgroepen en verschillende problemen.
Moonen: ‘Een aantal enthousiaste ontwikkelaars heeft hun interventies al ingediend. De vraag is hoe dan ook andere ontwikkelaars enthousiast gemaakt kunnen worden hun interventie in te dienen. Met de begeleiding van Vilans is het lang niet zo zwaar als men vooraf vaak denkt. We benadrukken het belang van het erkenningstraject. Als zorgverlener wil je toch zorg bieden waarvan je weet dat die werkt? Uiteindelijk zal het indienen en het gebruik van erkende interventies de zorg niet alleen verbeteren en professionaliseren. Het zal zorgmedewerkers ook helpen in hun dagelijkse werk dat er een goed gevulde databank is met gedegen werkwijzen.’
De databank maakt de zorg beter helpt zorgmedewerkers in hun dagelijkse werk.
Groei van de databank
Na de eerste vijf jaar van werken met de commissies voor interventies in de ouderen- en gehandicaptenzorg zijn er nog steeds verschillende uitdagingen. Moonen: ‘Bijvoorbeeld de vraag hoe we meer ontwikkelaars kunnen stimuleren in te dienen en ook hoe we ervoor kunnen zorgen dat de databank van erkende interventies vaker geraadpleegd wordt. Wat dat betreft staan we nu op het punt dat de pubertijd voorbij is en dat de databank volwassen aan het worden is.’