Door Jan Kloeze
Soms vraagt Vandeurzen aan zijn bezoekers of ze het Belgische systeem een beetje begrijpen. En als het antwoord bevestigend is, zegt hij: ‘Fijn, dan kunt u het mij misschien eens uitleggen’. Zo’n vraag zou de schrijvers van het Gupta-rapport over verpleeghuiszorg in Nederland en Vlaanderen niet in verlegenheid brengen. Want in een vergaderruimte van het moderne elliptische gebouw waar een deel van de Vlaamse regering aan de Koning Albert II Allee in Brussel zetelt, krijgen Gupta-consultants Jurre de Bruin en Marloes Hagemans een mooi compliment. ‘Voor het eerst dat iemand van buiten Vlaanderen werkelijk heeft begrepen hoe de verpleeghuiszorg bij ons in elkaar zit’, zegt Klaartje Theunis, de bij het gesprek aanwezige kabinetschef. Deze ontmoeting vindt plaats op 12 september 2018. Aan tafel is ook Bernadette van den Heuvel aangeschoven. Binnen het kabinet van de minister is zij de raadgever voor residentiële ouderenzorg in Vlaanderen.
Rapport vergelijkt 2 landen
Vandeurzen stelt enkele vragen aan de Gupta-consultants en is vooral van harte bereid om uit te weiden over de veranderingen die de Vlaamse ouderenzorg momenteel ondergaat. Regelmatig maakt hij de vergelijking met Nederland, dat hij op zorggebied goed lijkt te kennen. Zo sluit hij aan bij wat Gupta heeft gedaan; het bureau heeft de toegankelijkheid, de kwaliteit en de kosten van verpleeghuiszorg vergeleken tussen Nederland en Vlaanderen. Dat leverde een rapport op, gepubliceerd in mei 2018 en getiteld Verpleeghuiszorg in Nederland en Vlaanderen: wat kunnen we van elkaar leren?
De eigen bijdrage van bewoners in Vlaamse verpleeghuizen ligt aanzienlijk hoger dan in Nederlandse instellingen.
Goedkoper en bijna net zo goed
De belangrijkste bevinding is dat Vlaamse verpleeghuizen goedkoper zijn en minder zorguren leveren, terwijl de kwaliteitsbeleving van de cliënten in Nederland en Vlaanderen nauwelijks verschilt. De totale kosten voor een verpleegdag in Nederland bedragen 205 euro, ten opzichte van 150 euro in Vlaanderen. Hiervoor ontvangen patiënten gemiddeld respectievelijk 17 en 12 uur zorg per week.
Belangrijk is hierbij vast te stellen dat de eigen bijdrage van bewoners in Vlaamse verpleeghuizen aanzienlijk hoger ligt dan in Nederlandse instellingen. De minimale bijdrage in Vlaanderen is 32 euro per dag. De gemiddelde eigen bijdrage komt volgens Gupta uit op 46 euro (dagprijs minus tegemoetkomingen); dat is ongeveer 30 procent hoger dan de gemiddelde eigen bijdrage in Nederland. In Nederland liggen die uitersten overigens, afhankelijk van inkomen en vermogen, maximaal op 75 en minimaal op 5 euro per dag.
Er is enig onderscheid in de zwaarte van de zorgvraag binnen Nederlandse en Vlaamse verpleeghuizen, maar over het geheel genomen zijn de opgenomen populaties ouderen in beide landen goed vergelijkbaar. Op honderd 80-plussers beschikt Nederland over 15 bezette verpleeghuisbedden. In Vlaanderen gaat het om 14 bedden. Het gemiddeld aantal bedden per intramurale voorziening voor ouderenzorg ontloopt elkaar in beide landen niet veel en ligt tussen de 80 en 100. Wel kent Vlaanderen een veel groter commercieel aanbod van for profit instellingen, namelijk 22 procent ten opzichte van slechts 2 procent in Nederland. De aanwezigheid van commerciële initiatiefnemers in de (ouderen)zorg is in Vlaanderen een historisch gegroeide gewoonte, waar volgens de minister niet iedereen even blij mee is.
Personeelsnorm in verpleeghuizen
Een opvallend verschil ligt in de personeelsnorm en de personeelssamenstelling binnen de verpleeghuizen. Het Nederlandse zorgpersoneel is sterk vergrijsd, terwijl in Vlaanderen het aandeel van jongeren in de verpleeghuiszorg een stuk groter is. Sinds het kwaliteitskader verpleeghuiszorg (2017) gaat Nederland uit van 2 zorgverleners op een groep van 8 patiënten. In de praktijk wordt dat aantal echter nog lang niet overal gehaald. Het extra geld van ruim 2 miljard euro dat de huidige regering in de Nederlandse ouderenzorg steekt, moet daar een belangrijk verschil gaan maken. Gupta waarschuwt in het rapport overigens voor te hoge verwachtingen op dit terrein en wijst op de grote krapte op de arbeidsmarkt, juist voor het zorgpersoneel dat in de verpleeghuizen nodig is.
De werkdruk in de Vlaamse verpleeghuizen is volgens de minister onaanvaardbaar hoog. ‘Alle knipperlichten staan op rood.’
De groepsnorm in Vlaanderen is aanzienlijk minder stringent. Hier tekent zich een interessant verschil tussen Nederland en Vlaanderen af, dat het Gupta-rapport ook aanstipt maar aan tafel bij de minister in Brussel nadrukkelijk wordt besproken. ‘Wij komen in de residentiële ouderenzorg van een uitgesproken medisch model waar soms wel 30 ouderen op één afdeling waren ondergebracht’, zegt Van den Heuvel. ‘Tegenwoordig neemt het aantal woonzorgcentra dat inzet op kleinschalig groepswonen gestaag toe, waarbij Nederland deels als voorbeeld geldt.’ De personeelsnormen zijn nog niet voldoende aangepast op deze nieuwe realiteit. Mede daardoor is de werkdruk in de Vlaamse verpleeghuizen volgens de minister onaanvaardbaar hoog. ‘Alle knipperlichten staan op rood’, zegt hij. ‘De volgende jaren investeren we stapsgewijs in de financiering van bijkomend zorgpersoneel terwijl we onderzoeken wat de wenselijke personeelsformatie is.’
Sociale bescherming
De minister legt uit dat de huidige Vlaamse regering in deze vijfjarige kabinetsperiode per 2014 een grote koerswijziging in de zorg heeft ingezet. Zonder hier alle details te beschrijven kenmerkt die koersverandering in de residentiële ouderenzorg zich door professionalisering, kleinschaligheid, integratie in de buurt en Vlaamse sociale bescherming complementair op de federale ziekteverzekering. ‘Wij plaatsen onze verpleeghuizen nadrukkelijk in de eerstelijnszorg’, zegt Vandeurzen om die toenemende sociale bescherming te illustreren. Er zijn in Vlaanderen recent 60 eerstelijnszones gedefinieerd waarin open, transparante en toegankelijke zorgknooppunten in de eerste lijn worden ingericht. Verpleeghuizen maken daar deel van uit. Deze aanpak lijkt op de Nederlandse doelstelling extramurale (ouderen)zorg in de wijk te organiseren, met dit verschil dat intramurale zorg doorgaans geen onderdeel van die wijkaanpak vormt. In Nederland nemen pensionachtige tussenvormen voor tijdelijke opvang die wèl in de wijk zijn gesitueerd een vlucht, vaak deels privaat opgezet, door bijvoorbeeld Buurtzorg of Fundis.
Er zijn in Vlaanderen recent 60 eerstelijnszones gedefinieerd waarin open, transparante en toegankelijke zorgknooppunten in de eerste lijn worden ingericht. Verpleeghuizen maken daar deel van uit.
Zorgtaken thuis minder evident
Onderdeel van de in 2014 door de nieuwe Vlaamse regering ingezette veranderingen is het creëren van een level playing field in Vlaanderen voor publieke-, private not for profit- en private for profit verpleeghuisorganisaties. Dat is mede mogelijk gemaakt door de zogenoemde zesde staatshervorming. Deze behelst een forse reorganisatie van onder meer de bekostiging van de zorg inclusief het verplaatsen van de vroegere federale aansturing naar inbedding binnen de 4 Gemeenschappen (Wallonië, Brussel, Vlaanderen en de Duitstalige Gemeenschap). Opvallend is dat in Nederland mede dankzij het beleidsvoornemen mensen langer thuis te laten wonen, het aantal residentiële voorzieningen krimpt, terwijl dat aantal in Vlaanderen de laatste jaren juist enorm is uitgebreid. Die uitbreiding heeft alles te maken met de geschetste hervormingen.
Professionalisering van het bestuur
‘Voor het eerst gaan we in Vlaanderen duidelijke eisen stellen aan de governance van alle zorgorganisaties, dus ook aan organisaties die werken in de verpleeghuiszorg’, zegt Vandeurzen. Er zullen codes van goed bestuur worden opgesteld die bestuurders moeten onderschrijven en waarin gedragsregels en functieprofielen zijn opgenomen. ‘We koppelen toelatingscriteria voor nieuwe zorgaanbieders aan deze codes. Voor bestaande zorgaanbieders geldt een overgangsregeling’, aldus de minister. Onder invloed van consolidaties en schaalvergrotingen van zorginstellingen is een professionaliseringsslag volgens het kabinet van deze minister dringend noodzakelijk. Opnieuw dringt zich de vergelijking met Nederland op, waar al langer gewerkt wordt met governancecodes voor de zorgsector en met wettelijke toelatingseisen voor zorginstellingen. Vlaanderen gaat op soortgelijke wijze sturen op goed bestuur. ‘We willen de continuïteit en kwaliteit van zorg borgen’, zegt Vandeurzen.
Kwaliteit vergelijken
Een level playing field voor alle aanbieders van verpleeghuiszorg, inbedding in de sociale gemeenschap, kleinschalige woonzorgcombinaties voor ouderen, uniforme eisen aan de kwaliteit van het bestuur, scherpe criteria voor toelating in het zorgdomein… het zijn volgens de minister allemaal voorwaarden om te komen tot een transparante prijs-kwaliteitverhouding in de verpleeghuiszorg. ‘Zodat cliënten kunnen kiezen voor de zorg die het best bij hen past’, zegt hij als ultiem doel.
Dat betekent natuurlijk dat kwaliteit moet worden gemeten. Gupta heeft onderzocht hoe dit momenteel uitpakt en vergeleek de Nederlandse en Vlaamse uitkomsten. Nederland blijkt een sterkere wettelijke basis te hebben voor de kwaliteit van zorg en scoort iets hoger op kwaliteitsindicatoren gericht op cliëntervaringen (een 7,9 versus een 7,5 in Vlaanderen). Daar staat tegenover dat Vlaanderen verder is in het meten van kwaliteitsindicatoren die gericht zijn op veiligheid. Ook meten de Vlaamse verpleeghuizen een breder spectrum van cliëntervaringen.
Uitwisseling tussen Nederland en Vlaanderen
De onderzoekers pleiten er in hun rapport voor dat de verpleeghuissector in Nederland en Vlaanderen hun ervaringen en expertise op het gebied van kwaliteitsmeting uit gaan wisselen. Minister Vandeurzen kon hen tijdens deze ontmoeting vertellen dat iets dergelijks daadwerkelijk gaat gebeuren. ‘Wij bereiden momenteel een ontmoeting voor met de Nederlandse regering om te spreken over het gezamenlijk ontwikkelen van kwaliteitsmetingen in de verpleeghuiszorg, ook om daardoor beter te kunnen benchmarken en zelfs om op termijn accreditatie-eisen daaraan te kunnen koppelen,’ zegt Vandeurzen ten slotte.
Meer informatie over verpleeghuiszorg