Naar hoofdinhoud Naar footer

De 10 belangrijkste lessen uit een 72 uurs-opname in verpleeghuis

Henk Nies, Vilans-bestuurder en bijzonder hoogleraar Organisatie en Beleid van Zorg, liet zich 72 uur opnemen in een verpleeghuis. Dit leverde verrassende inzichten op in hoe kwaliteit in de zorg ervaren wordt door een cliënt. Journalistieke website De Correspondent legde de ervaringen vast. Dit zijn de 10 belangrijkste lessen die hij leerde.

1. De eisen die u als cliënt aan de zorg stelt, zijn vaak anders dan de eisen van naasten en zorgprofessionals

Nies: ‘Dit is de belangrijkste les die ik geleerd heb. Als je zorg krijgt, kan iets anders van belang zijn dan mensen denken die zorg geven of organiseren. Het perspectief is heel anders. Onder zorgprofessionals is het in zwang om 'te willen zorgen zoals je zelf verzorgd zou willen worden,' deze bewoordingen lees je terug op menig website van zorgaanbieders. Ik ben het daar niet meer mee eens, omdat de belangen en prioriteiten die mensen hebben of stellen enorm kunnen verschillen.’

2. De driver’s seat is oncomfortabel als je alles zelf moet bepalen, fijner is het om samen keuzes te maken

Nies: ‘Nog een populaire term in de zorg, dat patiënten in de driver’s seat moeten zitten. Oftewel: zo veel mogelijk regie hebben over hun zorg. Toen ik in het verpleeghuis zat, dacht ik: de klant is hier koning; maar wil ik wel koning zijn?’

3. Als het ongemakkelijk wordt, is het fijner als een zorgverlener menselijk in plaats van strikt professioneel reageert

Nies: ‘Wat mij bij het wassen erg opluchtte, was dat de medewerkster zei dat het toch wel wat raar voelde dat ze mij waste. Door dat te benoemen haalde ze de kou uit de lucht. Ze had ook strikt professioneel kunnen handelen en het ongemak kunnen negeren, in het menselijk reageren - dat kleine zinnetje - schuilt een kracht. Het maakt dat je je gezien voelt en zij laat zich ook zien.’

4. Cliënten kun je meer betrekken bij de evaluatie en organisatie van de zorg

Nies: ‘Na afloop heb ik een evaluatiegesprek gehouden met het personeel van de Speulbrink. Ik vond het mooi dat we samen konden reflecteren op wat we hebben ervaren en dat we ons samen afvroegen hoe we dingen kunnen aanpakken. Hieruit is naar voren gekomen dat het waardevol kan zijn als cliënten, die dat willen en kunnen, op sommige punten meer betrokken worden bij het evalueren en organiseren van de zorg. Personeel en cliënten zouden af en toe tijd moeten nemen om stil te staan bij hoe je je tot elkaar verhoudt, wellicht wordt het dan beter.’

5. Gesignaleerde misstanden in de zorg zijn soms een kwestie van onrealistische verwachtingen

Nies: ‘Ik denk dat ik een redelijk gemiddelde situatie heb meegemaakt in de Speulbrink. Voor mij was het niveau waarop zorg werd verleend prima. Het is echt niet zo dat er overal in de verpleeghuizen misstanden zijn, het gaat juist vaak heel goed. Wat men soms in ogenschouw vergeet te nemen is dat als je oud of dement wordt of een hersenbloeding krijgt, het leven gewoon geen feest meer wordt. Als je incontinent bent geworden, valt dat meestal niet meer te repareren.’

6. Een vast ritme kan je wereldbeeld verkleinen, maar dat heeft ook een belangrijke functie

Nies: ‘Als je hulpbehoevend bent, verlies je grip. Dan is het fijn dat je een duidelijk dagritme hebt. Aanvankelijk vond ik vooral dat mensen die van moment tot moment leven in een verpleeghuis gehospitaliseerd zijn. Dat zijn ze ook, maar je kunt daar ook een andere uitleg aan geven. Als je de greep op je leven bent kwijtgeraakt, kun je met een vast ritme beter de zin van je bestaan vormgeven.’

7. Hoe je uiterlijk verzorgd wordt, is belangrijk, identiteit zit hem soms in de details

Nies: ‘Als je haar maar goed zit, zeggen ze weleens. Een bad hair day of als kleding net anders zit dan je gewend bent, is ook voor hulpbehoevende mensen vervelend. Je uiterlijke verschijning is voor een deel bepalend voor hoe anderen je zien. Het gaat over je identiteit. Dat is de reden dat mensen het zo erg vinden dat hun geliefde in een verpleeg- of verzorgingshuis vlekken op zijn kleding heeft of de verkeerde kleren draagt. Dit haalt iemands waardigheid naar beneden.’

8. De kamer van een cliënt is als een thuis, maar als je hulpbehoevend bent gaat je privacy erop achteruit

Nies: ‘Als iemand op je kamerdeur klopt, zeg je natuurlijk ‘ja.' Al is het maar omdat je geen cruciaal contact wilt mislopen. Toch voelt je kamer minder als je thuis als er continu mensen kunnen binnenlopen. Mijn ervaring is dat zorgpersoneel dit goed respecteerde. Thuis is voor mij een plek waar jij de baas bent en het dus voor het zeggen hebt.’

9. Je laten opnemen in een verpleeghuis lijkt doodeng, dat valt achteraf wel mee

Nies: ‘Als je naar een verpleeghuis gaat, houd je rekening met het ergste. Wat een opname in een verpleeghuis eng maakt, zijn uiteindelijk je eigen drempels. Het scheelde enorm dat ik werd ontvangen met een bos bloemen en dat ik een week van tevoren een intakegesprek had waarbij ik het huis en mijn toekomstige kamer alvast kon bekijken. Als je doorkrijgt hoe het eraan toegaat in het verpleeghuis, is het al een stuk minder spannend.’

10. Bingo spelen is een beproefd smeermiddel voor gemakkelijker contact

Nies: ‘Voor ik naar het verpleeghuis ging, vond ik bingo oubollig. Maar toen ik er zat, vond ik het een aardige manier om mijn middag door te komen. Nu bekijk ik bingo met andere ogen. Wat ik van mijn verblijf bij de Speulbrink geleerd heb, is dat bingo iets is dat door elk mens anders gewaardeerd kan worden. Zodra ik mee ging doen aan bingo, merkte ik dat het makkelijker werd om met elkaar in contact te komen, want je had een gezamenlijk gespreksonderwerp.’

Deel deze pagina via: