Naar hoofdinhoud Naar footer

Injecteren in de bilspier: ventro- of dorsogluteaal?

De experts van Mijn Vilans Protocollen krijgen regelmatig vragen over ventrogluteaal en dorsogluteaal injecteren. We hebben daarom de belangrijkste informatie over deze twee injectieplaatsen voor u verzameld. Daarnaast geven we een toelichting waarom we de voorkeur voor ventrogluteale injectieplaats hebben weggehaald uit onze achtergrondinformatie.

YouTube video thumbnail

Wat is dorsogluteaal en ventrogluteaal injecteren?

Bij dorsogluteaal injecteren, injecteer je in de grote bilspier (gluteus maximus). Om de juiste injectieplaats te bepalen verdeel je de bil in vier denkbeeldige vlakken, of kwadranten. Vervolgens injecteer je in het bovenste buitenste bilkwadrant (BBB). 

Bij ventrogluteaal injecteren, injecteer je in de middelste bilspier (gluteus medius). Deze spier ligt iets meer naar de zij-/voorkant dan de grote bilspier. Om de juiste injectieplaats voor deze spier te bepalen maak je een denkbeeldige driehoek op de heup en injecteer je in het midden van die denkbeeldige driehoek. De denkbeeldige driehoek kan je met de V-methode of de G-methode maken. 

Meer informatie over deze injectieplaatsen en bijbehorende technieken, vindt u binnenkort in de achtergrondinformatie ‘intramusculaire injectietechniek’ in de Mijn Vilans Protocollen-omgeving.  

Welke injectieplaats is veiliger?

Voorheen stond in onze informatie dat ventrogluteaal injecteren het veiligst is. Toch is het ventrogluteaal injecteren in de praktijk vrij onbekend. Omdat we daar veel vragen over kregen, hebben we opnieuw naar de wetenschappelijke literatuur gekeken. We kwamen tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is dat ventrogluteaal injecteren altijd een betere optie is dan dorsogluteaal injecteren. 

De dorsogluteale injectieplaats ligt dichterbij een grote zenuwbundel (de n. ischiadicus). Dat is de hoofdzakelijke reden waarom wordt aangenomen dat ventrogluteaal injecteren veiliger is. Ook heeft de dorsogluteale injectieplaats gemiddeld een dikkere vetlaag. Vooral bij vrouwen en bij cliënten met een hogere BMI, is de kans groot dat bij dorsogluteale injectie de vetlaag te dik is. De injectienaald bereikt dan niet de spier en eindigt in het subcutane vetweefsel. Dit risico bestaat echter ook bij een ventrogluteale injectie. Daarbij is bij een vertrogluteale injectie de kans op botcontact weer groter, vooral bij cliënten met een laag BMI.

Zoals voor elke handeling geldt, is het ook bij injecteren belangrijk om dit op een goede manier te doen. Dat geldt ook voor de plaatsbepaling van zowel de ventrogluteale- als de dorsogluteale injectieplaats. 

Hoe kies je de juiste injectieplaats? 

We hebben in de literatuur gezocht naar een goede methode om een keuze te maken tussen ventrogluteaal of dorsogluteaal injecteren. Deze hebben we niet gevonden. Bij ventrogluteaal injecteren kun je de G-methode en de V-methode gebruiken om de injectieplaats te bepalen. Bij de V-methode maak je gebruik van je hand om de injectieplaats te bepalen. Bij de G-methode worden er (denkbeeldige) lijnen getrokken tussen punten op de heup, waar het midden van wordt bepaald.  

Mogelijk heeft de G-methode de voorkeur, omdat die nauwkeuriger zou zijn. Maar ook hierover geeft de literatuur niet genoeg bewijs. Als u twijfelt over welke manier van injecteren u het beste kunt gebruiken, overleg dan met de behandelaar. Misschien dat een andere naaldlengte al helpt bij het intramusculair injecteren. 

Meer weten over hoe Vilans-protocollen geschreven worden? Bekijk dan de video.

Deel deze pagina via:

Contactpersoon