Naar hoofdinhoud Naar footer

Zorgnetwerk-FOMO problematisch voor netwerk én de zorg

Samenwerken in netwerken is niet per se een slechte ontwikkeling: om ingewikkelde maatschappelijke opgaven het hoofd te bieden, is samenwerking vaak nodig. Maar dan moet het nodig zijn en soepel verlopen. En dáár gooit zorgnetwerk-FOMO roet in het eten! Volgens onderzoeker Nick Zonneveld staat het effectieve samenwerking juist in de weg. Hij schreef er een blog over in vakblad Zorgvisie.

In de zorg en het sociaal domein groeit het aantal netwerken als kool. In Nederland kennen we een legio netwerken voor allerlei doelgroepen en vraagstukken waar organisaties samenwerken (zie ook de oratie van Vilans-bestuurder Mirella Minkman). Alleen al in de langdurige zorg gaat het van dementiezorg tot palliatieve zorg, van infectiepreventie tot autisme, en van overgewicht tot integrale vroeghulp voor mensen met een beperking, en nog veel meer.

Wat is zorgnetwerk-FOMO?

Het woord FOMO, oftewel Fear Of Missing Out, raakte de afgelopen jaren in de mode. Deze angst om iets te missen komt veel voor bij (jonge) mensen die alles uit het leven willen halen. Zij hebben het idee dat ze iets missen als ze niet bij een bijeenkomst of activiteit zijn waar veel collega’s of vrienden wel bij zijn. Moe en een avondje op de bank? Toch maar naar die verjaardag, anders mis ik misschien wel iets.

Deze FOMO lijkt ook te spelen bij sommige zorgbestuurders wanneer het gaat over samenwerken in netwerken. Uit interviews met diverse professionals die deelnemen in zorgnetwerken, blijkt dat zij niet altijd aan tafel zitten met een concrete zorginhoudelijke opdracht. Want bestuurders zijn bang om het samenwerkingsfeestje te missen: wie weet levert de samenwerking wel mooie resultaten op? Ze laten dan iemand aanschuiven bij een zorgnetwerk, simpelweg om de organisatie te representeren. En dat noem ik zorgnetwerk-FOMO.

Hoe ontstaat zorgnetwerk-FOMO?

In bovengenoemde interviews noemden professionals twee hoofdredenen voor het ontstaan van zorgnetwerk-FOMO: een intrinsieke en een extrinsieke. Allereerst zijn de bestuurders van zorgorganisaties intrinsiek bang om iets te missen bij een mogelijke samenwerking. Wanneer er een zorgnetwerk wordt geïnitieerd, sturen zij daarom vaak een medewerker als afgezant. Want, stel nou dat dat netwerk heel succesvol wordt? Je wilt als organisatie niet de boot missen. Een extrinsieke oorzaak van FOMO is een verwachtingspatroon van buiten. Zoals Robin Peeters in haar artikel noemt, bestaat er in Nederland een cultuur van polderen en samenwerken. Ook zorgnetwerken willen graag draagvlak uitstralen. Bijvoorbeeld door alle organisaties in een regio uit te nodigen. Andersom gaan organisaties vaak op die uitnodiging in, omdat zij naar buiten weer bekend willen staan als coöperatief.

Zorgnetwerk-FOMO leidt helaas tot de nodige problemen met betrekking tot samenwerking in de zorg.

Probleem 1: Passiviteit en logheid

Ten eerste leidt zorgnetwerk-FOMO tot passiviteit en logheid. Organisaties die deelnemen uit FOMO komen niet in de eerste plaats bijdragen aan de maatschappelijke opgave van het netwerk. Dat kan leiden tot een passieve houding in de samenwerking. Daarbij maakt FOMO de samenstelling van zorgnetwerken minder flexibel. Soms is het bijvoorbeeld praktisch om met een kleinere groep organisaties een specifiek probleem aan te pakken. Als alle organisaties vanwege zorgnetwerk-FOMO aan tafel willen blijven zitten, leidt tot onnodige logheid.

Probleem 2: Teveel zorgnetwerken

Een ander probleem is dat er door FOMO te veel zorgnetwerken ontstaan. Dat is allereerst onhandig voor zorgorganisaties zelf. Onderzoek van Oemar van der Woerd uit 2020 liet al zien dat één ziekenhuis in maar liefst 100 (!) netwerken participeerde. Zijn daar wel genoeg medewerkers voor? En hoe houd je overzicht over wat daar allemaal gebeurt? Ten tweede leidt een teveel aan zorgnetwerken tot onduidelijkheid bij de zorgprofessionals en -gebruikers. Waar moet je bijvoorbeeld terecht als oudere met dementie? Bij een netwerk dementie, een netwerk ouderen, een wijk-/buurtnetwerk, etc.?

Probleem 3: Niet de juiste partijen aan tafel

Ten slotte zorgt FOMO niet alleen voor logheid en passiviteit (probleem 1), maar leidt dit er in andere gevallen juist toe dat niet de juiste partijen aan tafel zitten om de opgave aan te pakken. Door FOMO gedreven organisaties nemen de plekken in van andere organisaties die belangrijke kennis en expertise in huis hebben. Hiermee mist het netwerk noodzakelijke deskundigheid om haar doelen te bereiken.

Weg met zorgnetwerk-FOMO. Begin bij de opgave!

Kortom: zorgnetwerk-FOMO is begrijpelijk, maar staat effectieve samenwerking in de zorg in de weg. Maar wat doe je ertegen? Het lijkt namelijk best hardnekkig te zijn. In het algemeen kan een stevige voorzitter en een gedegen governance-vorm deels uitkomst bieden in (bestaande) grote netwerken met FOMO-deelnemers. Wanneer een netwerk bij zichzelf probleem 1 constateert, kan een voorzitter gericht stappen zetten om logheid/passiviteit (verder) te voorkomen of genezen. Maar veel wenselijker is het om op voorhand – dus bij de oprichting van een nieuw netwerk – selectief te zijn.

Als eerste stap is het belangrijk om bij samenwerking te beginnen bij de opgave waar je aan wilt werken. Is het wel nodig om samen te werken aan deze opgave? Zoals Patrick Kenis en Bart Cambré in hun boek ‘Organisatienetwerken’ stellen, kun je beter alleen gaan samenwerken als het echt niet anders kan. Is dat het geval? Zet het doel van de samenwerking dan centraal en kies daar de deelnemers op uit. Inventariseer vervolgens welke bijdrage elke deelnemer denkt te kunnen leveren en bepaal op basis daarvan de vervolgstappen. En is je doel bereikt of je bijdrage geleverd? Stap dan ook eens úít het netwerk. Dan is je zorgnetwerk-FOMO zo weer verdwenen!

Deel deze pagina via:

Contactpersonen