Naar hoofdinhoud Naar footer

Huiselijke omgeving kan moeilijk verstaanbaar gedrag verminderen

Bij mensen met een verstandelijke beperking leidt een meer huiselijke omgeving tot minder lethargie, fysieke agressie en hyperactiviteit. Het is een van de voorzichtige conclusies uit literatuuronderzoek naar de invloed van de fysieke omgeving op deze groep. Het onderzoek is uitgevoerd door Ipse de Bruggen, Universiteit Leiden en Kopvol architecture & psychology.

Uit het onderzoek blijkt ook dat mensen met een verstandelijke beperking minder stereotiep gedrag vertonen in een meer huiselijke omgeving, en dat ze meer betrokken zijn bij huishoudelijke taken. De resultaten zijn eind 2020 gepresenteerd aan geïnteresseerden via een online kennissessie van Begeleiding à la carte. Met dit vernieuwingstraject vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) delen organisaties voor mensen met een verstandelijke beperking hun ervaringen in persoonsgerichte zorg met de hele sector.

Wat is een huiselijke omgeving?

De vraag is wat er precies onder 'huiselijke omgeving' wordt verstaan. ‘Hierbij kun je denken aan behang, houten deuren, persoonlijke items in de omgeving en meerdere lichtpunten in de huiskamer,’ vertelt Jacqueline Roos, onderzoeker en GZ-psycholoog bij Ipse de Bruggen. ‘Onder ‘minder huiselijk’ gaat het bijvoorbeeld om hoge plafonds, vinyl vloeren, veel kantoorruimte, vaste plafondverlichting, rijen wasbakken en toiletten en papieren handdoekdispensers.’

Meer onderzoek nodig

Toch is Roos voorzichtig om uit dit voorlopige onderzoek harde conclusies te trekken. De conclusies zijn vooral gebaseerd op een beperkt aantal onderzoeken. Er is dan ook meer en beter onderzoek nodig om tot een betere bewijslast te komen. ‘Opvallend is dat er in de literatuur vooral veel bekend is over dit onderwerp in relatie tot mensen met dementie. En dat terwijl een mens voor een beperkte tijd dementie heeft, maar iemand een verstandelijke beperking vaak zijn hele leven. Ook staat het qua relatieve grootte van deze groepen niet tot elkaar in verhouding. Duidelijk is dus dat er meer onderzoek nodig is naar het effect van de fysieke omgeving op mensen met een verstandelijke beperking. ‘

Multidisciplinaire aanpak belangrijk

Emily Huisman is docent-onderzoeker bij de Hogeschool Utrecht. Zij deed onderzoek naar de fysieke leefomgeving in relatie tot moeilijk verstaanbaar gedrag. Dit literatuuronderzoek is mede uitgevoerd door ’s Heeren Loo. Ook hier is de bewijslast nog dun bij de resultaten. ‘We zien een positief effect als het gaat om de invloed van geluid en licht. Maar hierbij gaat het vooral om ervaringen uit de praktijk. Meer onderzoek is zeker nodig. Wel zien we dat bij de verbetering van de fysieke omgeving een multidisciplinaire aanpak een belangrijk succesfactor is. Dit willen we dan ook meenemen in ons vervolgonderzoek.’ 

De inrichting bij ’s Heeren Loo

Door de positieve praktijkverhalen, gaan veel zorgorganisaties toch al aan de slag met de fysieke omgeving. Zo ook s’ Heeren Loo waar Nienke van de Berg, beleidsadviseur vastgoed is. ‘Wij maken hierbij gebruik van eigen kennis en kennis van de architect. We vinden het bijvoorbeeld belangrijk dat mensen bij ons vanuit de woonkamer altijd zicht hebben op buiten, het liefst natuur. Ook maken we de ramen laag voor mensen die in een rolstoel zitten. En we vinden het belangrijk dat de woonkamer zo is ingericht, dat de begeleider de cliënt altijd kan zien en contact kan maken met de cliënt in dezelfde ruimte. Tegelijkertijd moet die cliënt zich ook terug kunnen trekken in een eigen hoekje.’ 

‘Zou ook een tijdelijk effect kunnen zijn’

Ondanks de positieve praktijkverhalen is verder onderzoek toch belangrijk. Dat vinden ze dus ook bij Ipse de Bruggen waarbij de nieuwe inrichting voor aan aantal cliënten met moeilijk verstaanbaar gedrag een positief effect leek te hebben op dat gedrag. Die aantallen zijn dan te weinig om daar echt harde conclusies aan te verbinden. Directeur Ilse van Esch: ‘We willen drie kamers per jaar herinrichten, twaalf kamers in totaal. We zien positieve effecten, maar je weet natuurlijk niet helemaal zeker of dat door de nieuwe inrichting komt. Het zou ook een tijdelijk bijeffect kunnen zijn van de aandacht die iemand heeft gekregen. Om echt te kijken of onze aannames kloppen, is een meer gestructureerde aanpak nodig. Daarom doen wij ook mee aan het verdere onderzoek.’ 

Kosten verbouwing kunnen hoog oplopen

De belangen voor de sector voor verdergaand onderzoek zijn groot. Het opnieuw inrichten van ruimtes vraagt best veel van een organisatie. Zeker als er ook verbouwd moet worden. Dan kunnen de kosten hoog oplopen. Van Esch: ‘Hoge kosten, waarvan je dus niet weet of je ze ook vergoed krijgt. Daarnaast gaat er veel tijd zitten in kijken waar een bewoner behoefte aan heeft. Zoiets moet je echt zorgvuldig aanpakken. Door gesprekken of door te observeren. Maar wij vinden het belangrijk om die tijd en ruimte vrij te maken. Als je niets probeert kom je ook niet verder. Bij sommige mensen met moeilijk verstaanbaar gedrag ontstaat er handelingsverlegenheid bij het team. Zo’n bewoner is continu agressief of trekt zich terug. Het team weet dan niet meer hoe ze dat nog kunnen verbeteren. Je wil als organisatie ook perspectief kunnen bieden. Niet alleen aan je bewoners, maar ook aan medewerkers. Bij een aantal cliënten waar die handelingsverlegenheid optrad, is dit door het proces van herinrichting gelukt. Wij vinden het daarom echt van meerwaarde als hier meer over bekend wordt.’